

Discover more from DieuwsNieuws
Wijzen op (klimaat)hypocrisie is hard nodig
Miley Cyrus sloopkogelend door die dogmatische delta
Het “kijk eerst eens naar jezelf”-argument kan een manipulatief maniertje zijn om een ideologische tegenstander af te serveren. Anderzijds is het elkaar kunnen wijzen op inconsistenties (zonder direct je shit te verliezen) noodzakelijk voor constructieve onenigheid. Nederlandse media maken geen onderscheid tussen deze twee. Wat weinig zegt over hypocrisie als verwijt, maar wel veel over het armoedige mediaklimaat.
Ik ben dol op diertjes. Zowel om te knuffelen als om op te eten. Met dat laatste participeer ik in een (voor mij) ethisch gezien eigenlijk onverdedigbaar systeem. Zo zou ik zelf nooit in een slachthuis kunnen werken waar varkentjes levend worden gekookt. Ook het afslachten van het kampkonijntje, dat je eerst liefdevol hebt verzorgd, lijkt me het moeilijkste onderdeel van een militaire survival-opleiding.
Een handeling die ik zelf niet over mijn hart kan verkrijgen, heb ik desalniettemin uitbesteed aan een industrie die zichzelf heeft ingericht op een maximale output van eindproducten: een lekker hamburgertje, sappig biefstukje of een knapperig kippenvelletje voor op de grill. De bio-industrie maakt de lijdensweg van het voor consumptie gefokte dier er niet beter op. Tegelijkertijd weet ik dat dieren - waaronder de door mijn speekselklier geliefde vissies - zelfbewuster, socialer en individueler qua karakter en persoonlijkheid zijn dan lange tijd werd aangenomen. Ik ben er daarom van overtuigd dat met het groeien van de wetenschappelijke inzichten over de innerlijke belevingswereld van dieren, ook de afkeer van deze barbaarse praktijken zal groeien. Wat niet wegneemt dat ik zojuist mijn boodschappenlijstje heb aangevuld met kip, vis, melkproducten en eieren.
Qua dierlijke consumptie ben ik dus een ontzéttende hypocriet.
Er is een overduidelijke cognitieve dissonantie tussen mijn handelen, mijn morele kaders en wat ik feitelijk weet over de consequenties van datzelfde handelen. Nu ga ik niet op de A12 protesteren tegen die bio-industrie om diezelfde middag nog een McMenu’tje te scoren, maar tegelijkertijd kan ik in eerste instantie niet aanslaan op de eisen van klimaatdemonstranten die enkele weken eerder zelf nog naar Thailand zijn gevlogen, of een ligfietsvakantie in Australië hebben gevierd. Dezelfde schouders haal ik op als een of andere VVD-crimefighter weer begint te miezemausen over yoga-snuivers op festivals, en hoe ze hiermee een kwaadaardig corrupt systeem eigenhandig in stand houden, want die houden zichzelf ook niet louter met bier op gang tijdens een feestje.
Voor de liefhebbers van Britse 90’s comedy: Dilan Yeşilgöz die Saffy Mansoon gaat op burgers, wakkert mijn innerlijke Edina aan (sweetiedarlingsweetiedarling).
Als we heel goed in de spiegel kijken, weten we dondersgoed dat we zelf stuk voor stuk op de een of andere manier ontzéttend hypocriet zijn. Ik heb dat met het eten van diertjes en volgens mij heb ik ook wel eens iets hoogdravends geschreven over de arbeidspositie van de Uber Eats-bezorger die dezelfde avond nog mijn pizza kwam brengen. Als schoonmaakster vond ik met enige regelmaat in het prullenbakje van de lokale longarts half opgerookte sigaartjes, terwijl de Stop Met Roken-pakketten letterlijk tegen de muur van zijn kantoor stonden opgestapeld.
Ons morele ideaal vereenzelvigen met ons dagelijks handelen, moeten we dan ook vooral zien als een streven en niet als absolute of absolutistische maatstaf. Dat (h)erkennen in onszelf en dus ook van elkaar, brengt een zekere barmhartigheid in het maatschappelijk debat. Wat mij betreft een absolute randvoorwaarde om een debat in alle redelijkheid te kunnen voeren. Je kunt de ander geen eisen opleggen of langs morele meetlatten leggen die voor jezelf ook niet haalbaar zijn.
Deze roep om redelijkheid is heel iets anders dan jezelf onaantastbaar wanen, omdat je hebt besloten voor jezelf dat het hypocrisieverwijt in een debat op zichzelf al een fout of een oneerlijk zwaktebod is. Een frame, zoals we tegenwoordig zeggen.
Precies dat is wel wat er nu gebeurt.
Lid worden maar geen creditcard? Vanaf heden is iDeal ook een optie:
Een losse donatie is natuurlijk ook mogelijk:
Do as I say, not as I do
Iemand hypocrisie verwijten is een ad hominem maar op de een of andere manier leven we in de valse veronderstelling dat dit hetzelfde is als een onterechte persoonlijke aanval. Terwijl het wijzen op hypocrisie - een aantoonbare discrepantie tussen praatjes en daadjes - geen argument tegen de persoon zelf is, maar een argument richting de persoon: namelijk wijzen op gepresenteerde overtuigingen die teniet worden gedaan door (de consequenties van) de handelingen van dezelfde presentator. Jij etaleert een overtuiging (‘ik hou van diertjes’) maar verbindt vervolgens consequenties hieraan (‘ik vreet doodgemartelde diertjes for breakfast, en alle andere gangen’) die deze overtuiging doet wankelen.
De tu quoque (sjiek woordje voor jij-bak) plaatst een redelijke bewijslast bij de aangesproken persoon om deze inconsistentie tussen woord en daad te verklaren. En eerlijk gezegd: als het gaat om diertjes, dan heb ik die niet. Ik kan wel met hoogdravende kutsmoesjes komen over HeT SyStEeM waarin grote boze bedrijven nou eenmaal opereren, hoe supermarkten met kiloknallers hun prijzenoorlogen voeren, of mezelf simpelweg beter wanen dan anderen omdat ik duurder vlees met een vromer keurmerkje koop, maar ik steek toch echt zelf op regelmatige basis dat stuk gepaneerde gemalen kuiken in mijn giechel. Geen enkel systeem dwingt me daartoe.
Het koddige is dat columnisten, activisten en opiniemakers die plechtig met het vingertje wapperen dat de “jij-bak” een zwaktebod is, en zelfs menen dat hypocrisie roepen het enige is wat het vermeende ‘domrechtse’ rapaille nog te bieden heeft zich tegelijkertijd in allerlei bochten wringen om te laten zien waarom ze zelf toch *niet* hypocriet zouden zijn. De middenklasse mag van hen niet langer jaarlijks goedkoop vliegen naar all inclusive-bestemmingen binnen het Europese continent via voor hen betaalbare Lidl-airlines, maar maar de activistische kaste mag zichzelf wel de wereld rond Instagrammen. Hun argumentatie? Nou: omdat zij zich in het dagelijks leven de financiële luxe en vrije tijd kunnen veroorloven om goed bezig te kunnen zijn met klimaat en milieu. De vrouw die bijvoorbeeld vanuit haar vliegvakantie naar Thailand zo, hoppa, bijna letterlijk per direct doorschoof naar een zitplek op de A12, wijdde een heel Twitterdraadje aan waarom ze het wel te verantwoorden vond dat ze naar Thailand was gevlogen: “Ik eet al jaren vegan, rijd elektrisch, wek duurzame energie op, koop weinig. Dan heb ik toch wel budget voor 1x per vijf jaar vliegen?” Het ironische hier is dat je “budget” op twee manieren kunt lezen (in termen van uitstoot en in de betekenis van vakantiegeld), en zij samen een realistische weergave van de gemiddelde klimaatactivist oplevert: bedachtzaam en bemiddeld.
Het feit dat ze haar “ongezonde” gedrag voor zichzelf goedpraat, is volgens mij niet zozeer van belang (ik doe zelf ook niet anders, zodra een pak Oreo-koekjes in mijn gezichtsveld verschijnt), maar dat het bij haar naar buiten komt in de vorm van publieke boetedoening. Voor een seculier en grotendeels goddeloos geworden land is Nederland bijzonder vaardig en bedreven in klassieke kerkelijke uitingen van zelfkastijding, aflaat en (valse) vroomheid. Want natúúrlijk zit er bij iedereen ruimte tussen het morele ideaal en het feitelijke handelen. Roomser zijn dan de paus is onmogelijk. Je daarvan bewust zijn, is goed.
Oneerlijk en hypocriet wordt het echter wanneer je die constatering beantwoordt met een hooghartige litanie over waarom jij wel mag doen wat je anderen op (jouw, niet hun) morele gronden probeert te ontzeggen. Want zodra je de grote broek aantrekt waarbij je ánderen de les gaat lezen volgens jouw eigen moraliteit en wereldbeeld door op die A12 te gaan zitten, dien je ook een grote meid of jongen te zijn als je wordt aangesproken wanneer je niet practicet wat je preacht.
Dus als jij gaat demonstreren en zelfs in de media het woord gaat voeren namens een beweging die eist dat ‘goedkope fossiele vluchten’ worden afgeschaft en je de toegang tot privévliegtuigen en vliegvelden gaat blokkeren, moet je niet beteuterd en pruillippend lopen vingerwijzen dat Shell veel erger is zodra je wordt geconfronteerd met je eigen enorme backpackende globetrotter-voetafdruk, Hannah Prins. Of mokken over een overheid die belastingvoordelen geeft aan vervuilende bedrijven. Het is niet onwaar dat Shell waarschijnlijk vervuilender is en bepaald belastingbeleid negatievere gevolgen heeft dan jouw KLM-tickets naar Bali, maar dat maakt het nog geen goed tegenargument. Als een hondentrainer wordt betrapt op het trappen van zijn hond, is de opmerking hoe vreselijk de behandeling is van honden die tijdens het hondenvleesfestival in China levend gevild worden zowel objectief waar, als tegelijkertijd als tegenargument compléét onzinnig. Nog sleetser is de confrontatie met je eigen hypocrisie beantwoorden met een Schuld-van-GeenStijl-achtig seksismeverwijt, enkel en alleen omdat de polemische website je aantoonbare hypocrisie heeft beschreven, ingebed in de vederlichte term “klimaatkip”.
Hoofdredactioneel commentaar
Uiteraard moet het hypocrisie-verwijt binnen redelijke perken blijven en direct herleidbaar zijn tot wat je predikt. De ad hominem wordt pas een drogreden zodra je ‘m als dusdanig gaat inzet. Als het is om te wijzen op aantoonbaar en directe tegenstrijdigheid in gepredikte ideeën en eigen handelen (zeg maar waar de Katholieke Kerk groot mee is geworden), dan is dit terecht. Het handelen ondermijnt immers de preek. Ondertussen is het niet fair als je tijdens een debat over kinderrechten iemand met een kruisje om zijn nek diskwalificeert met de ad hominem dat hij of zij geen recht van spreken heeft vanwege de misbruikschandalen binnen de Katholieke Kerk. Dan wordt het een beetje vergezocht.
Zo bestaat er een handjevol Twitteraars dat in persfoto’s op zoek gaat naar plastic drinkflesjes bij demonstranten, of zie je in je timeline zelfvoldane boomers voorbij komen die de dag na de klimaatdemonstratie foto’s van achtergelaten zwerfafval delen. Nergens heb ik Extintion Rebellion horen pleiten voor een verbod op plastic flesjes of überhaupt het gebruik van fossiele producten. Pathetische gevalletjes van “kip, ik heb je” bij elkaar gescharreld (om maar even in het kakafonische kakelende klimaatthema te blijven) door zure internetbewoners die naargeestig met een vergrootglas het dunste laagje social media-water millimeter voor millimeter aftasten op zoek naar een spijkertje.
De reden dat ik uw intelligentie zojuist heb moeten beledigen met bovenstaande “natuurlijk gaat het hier niet om X maar om Y”-alinea’s, is omdat mijn vakgenoten in de media precies dit onderscheid niet kunnen (of willen) maken. Sterker nog, ze dalen zélf af richting het meest lage waterpeil om de aldaar aangewezen spijkers triomfantelijk omhoog te houden: “Aha! Zie je dit? Dit zijn de zogenaamde tegenargumenten waar de klimaatdemonstranten zich tegen moeten verdedigen!”
Onder de noemer ‘hoofdredactioneel commentaar’ schrijven laffe bloemetjesoverhemden vervolgens gepolitiseerde steunbetuigingen aan demonstranten en actiegroeperingen, en roepen gemene vervuilende bedrijven en mensen die ze hypocrisie verwijten op het matje: “Wit privilege is een non-argument dat klimaatprotesten in gevaar brengt” (Volkskrant), “KLM, verzin eens iets beters” (Trouw) of - mijn persoonlijke aangeharkte voortuintjesfavoriet - “Demonstreren voor het klimaat is heel begrijpelijk, maar wel binnen de wet” (NRC).
Voorheen dacht ik altijd dat de Nederlandse media chronisch lijden aan progressieve deugeritus. Een leken-diagnose, gebaseerd op het feit dat ik mijn eigen vooroordelen vrijwel nooit bevestigd zie worden in de media. Als rechts liberaal vrouwtje die voornamelijk schrijft voor linkse blaadjes, valt het nogal op hoe progressief links de Nederlandse elite is. Maar vooral hoe gretig deze collectieve identiteit strikt wordt bewaakt.
De Nederlands-Turkse schrijfster Lale Gül, die nota bene de ketenen afwierp van een patriarchaal religieus gedachtensysteem, klampt zich tegenwoordig in dagblad Parool vast aan de grachtengordeltiet waarvan de melk pas vloeit zodra je mee marcheert in de pedante polonaise. Argumenten - zoals het verwijt van hypocrisie bij klimaatdemonstranten - worden niet meer op hun individuele inhoud beantwoord, maar op basis van labels (ad hominem!) samen met de bevooroordeelde waarden die de opiniemakers daar zelf aan hechten (drogreden!) op één hoop gegooid. Hiermee ontslaan ze zich van de plicht (en de moeite, want journalisten en opiniemakers zijn vooral ont-zet-tend lui) de argumenten te zien binnen de context waarin ze worden gemaakt. Resultaat: alle hypocrisie-verwijten richting klimaatdemonstranten zijn de facto verkeerd. De mensen die wijzen op hypocrisie in welke vorm dan ook - daar hebben opiniemakers zoals Gül de nodige kwalificaties voor: ‘dom’ en ‘kleinburgerlijk’. Het verwijt maken, laat volgens Gül zien dat het hier gaat om mensen ‘die denken het zo goed te weten’ maar ‘complexe problemen versimpelen’. De ironie van dit verwijt zal u hopelijk niet ontgaan.
Overigens ben ik u nog een onderbouwing verschuldigd voor mijn eerdere verwijt dat opiniemakers luie sodemieters zijn: de inhoudelijke onderbouwing van haar stevige bewoordingen gaf Gül door een halve column van Volkskrants witgeprivilegieerde ragebaitkabouter Sander Schimmelpenninck te knippen/plakken.
Naast een gebrek aan originaliteit, is het ook erg voorspelbaar. Je kunt immers precies uittekenen bij welke onderwerpen en bij welke politieke personen opiniemakend Nederland de schrandere taak op zich neemt om een politica danwel te verdedigen tegen seksisme (zoals Sigrid Kaag), danwel seksistisch te demoniseren (zoals Mona Keijzer). Danwel te verdedigen tegen opmerkingen over haar uiterlijk (zoals Lisa Westerveld), danwel die opmerkingen zelf te maken (zoals Annabel Nanninga of Caroline van der Plas).
Mijn scheten stinken niet
Deze systematische blinde vlekken zijn deels te verklaren door de ideologische oververtegenwoordiging van centrumlinkse en progressieve journalisten. Zo bleek uit een onderzoek van Arizona State University en Texas A&M University uit 2018 dat bijna 60 procent van de (nota bene financiële) journalisten van gerenommeerde outlets (WaPo, WSJ, NYT, AP etc.) zich identificeerden als links of gematigd links. In België, Frankrijk en Nederland is dat niet veel anders. Zo laat een onderzoek uit 2023 onder vakgenoten zien dat de meerderheid van de journalisten zichzelf identificeert als centrum-links. In Nederland gaat dat percentage met 68,9% zelfs richting een ruime meerderheid. Zeker, het zou hypocriet (!) zijn chronische GroenLinks-antipathie van De T. hier niet te noemen - maar doen alsof de tweede krant van Nederland qua invloed op gelijke voet staat met de progressieve combi van Volkskrant, NRC, Trouw, NU.nl en Algemeen Dagblad is botweg oneerlijk. Net zoals het doen alsof deze ideologische centrumlinkse meerderheid geen enkel spoor achterlaat in de berichtgeving, of geen invloed zou hebben op de keuze van wat wel of niet nieuwswaardig is.
Op zich is het dikke prima als je van een meer progressieve signatuur bent en hiermee ook een klassieke meerderheid in medialand (en als we de rechterlijke macht, de wetenschap en mogelijk ook de ambtenarij meetellen kunnen we wel spreken van een centrumlinkse oververtegenwoordiging binnen bestuurlijke elites), maar dit brengt wel een extra verantwoordelijkheid met zich mee. Zo denken journalisten vaak van zichzelf een objectieve vraag te stellen (en worden ze door haar collega’s met een dito wereldbeeld hierin bevestigd), maar beseffen niet in hoeverre het stellen van bepaalde vragen of het kiezen voor bepaalde onderwerpen een onderliggende ideologische waarde weggeeft.
Wederom: dit is helemaal niet erg, ik doe het zelf ook en betrap me er zelf ook op.
Wat wél erg is, is jezelf hier niet op laten aanspreken. De NOS heeft bijvoorbeeld op haar website een nukkig tekstje staan waarin zij hebben opgetekend dat het helemaal niet belangrijk is welke politieke kleur de werknemers hebben, u moet het doen met de mededeling dat het “geen enkele rol speelt bij onze manier van journalistiek bedrijven”.
Geen énkele rol. Dat gelooft *checks notes* niemand.
Deze bewering zou betekenen dat de medewerkers van de NOS alle wetenschappelijke bevindingen tarten over hoe het menselijk brein werkt. Ideologie bepaalt namelijk hoe wij naar feiten kijken, en of we ze überhaupt willen accepteren als een feit. Resultaat: links-progressieve media slaan sneller aan bij een waterkanon op klimaatdemonstranten, en rechtse media bij demonstranten tegen de onteigening van boeren. Progressieve media zullen sneller spreken dan politiegeweld bij klimaatdemonstranten, dan bij de boerenzoon waarop door de politie werd geschoten.
Wat de NOS laat zien in haar totale ontkenning (‘speelt geen énkele rol’, ammehoela) en wat eigenlijk steevast ontbreekt in het debat, is het besef dat beide kanten van het spectrum zich regelmatig schuldig maken aan het terug redeneren vanuit een ideologische premisse, in plaats van een objectieve of logische gevolgtrekking. Ze verhullen een onderliggende waarde. Oftewel, iedereen maakt zich in meer of mindere mate schuldig aan het “ik stel alleen maar vragen”-trucje. Dit gegeven ontkennen bij anderen of jezelf, is het ontkennen van een nieuwsgierigheid die elke journalist wat mij betreft zou moeten hebben - het is een eigenschap van een echte dominee, eentje die in een echte kerk thuishoort. Omdat je een camera of microfoon in je handen hebt, of strijdt voor “Den Goede Saeck” gaan jouw cognitief dissonante konkelscheetjes echt niet plotsklaps naar bloemetjes ruiken.
De Linkse Kerk bestaat niet
Voorheen vond ik het altijd een interessante observatie, hoe in het klimaatdebat parellelen zijn met christelijk-religieuze handelingen (boetedoening, aflaat, doemprediken) en hoe sterk die aanwezig zijn. Dat bij de berichtgeving hierover het woord Linkse Kerk in het achterhoofd opduikt, is een kers op de klimaattaart.
Het is pas sinds mijn emigratie uit Nederland dat ik dit religieuze aspect - of nee, belijding - in welk maatschappelijk debat dan ook, ben gaan zien voor wat het is: een diepgeworteld onderdeel van onze cultuur. Toegegeven, ik ben hierbij geholpen door een paar Portugese ogen die al vijftig jaar eerder observeerden dat Nederland - op het eerste gezicht toch een vrij en seculier land - bovenal een dogmatische delta is. Dit gaat veel verder dan links of rechts. Hoewel het lekker bekt, moet ik tot de conclusie komen dat de term “Linkse Kerk” onterecht is. Het valt misschien bij progressieven wat eerder op - omdat zij botweg een meerderheid het culturele medialandschap vormen en vermoedelijk ook een dikkere vinger in de contemporaine bestuurlijke en wetenschappelijke Nederlandse pap hebben - maar het vliegenafvangend vingerwappen is een nationale sport waaraan iedereen zich schuldig maakt. Linkse menstruatiekrampactivisten zijn wat dat betreft net zo onhebbelijk in hun Alleswetende Eigengereidheid als rechste “soevereinen”.
Terug naar de onverwachte Portugese gids in mijn moederland. Als onderdeel van mijn inburgering lees ik onder andere de werken van José Rentes de Carvalho. In de jaren ‘50 ontsnapte hij aan de dictatuur van Salazar en werkte als dagbladjournalist in onder meer Rio de Janeiro, São Paulo, New York en Parijs. In 1956 kwam hij in Amsterdam terecht bij de Portugese ambassade en behaalde vervolgens aan de UvA zijn doctoraat in de letterkunde. In zijn boek “Waar die andere God woont” staat een reeks observaties over de Nederlander en diens culturele moraal, door de ogen van een Zuid-Europeaan. Een uitstekende manier om zowel adoptiemoederland Portugal als moederland Nederland beter te leren kennen.
Zoals het de Portugees betaamt verexcuseert Rentes de Carvalho zich eerst twee alinea’s (nee, hij bedoelt niet álle Nederlanders) en lepelt een rits complimenten op om vervolgens met een keiharde, eerlijke, nietontziende beschrijving van de Nederlander te komen. Het is al raak op de eerste pagina, waarin hij schrijver Ramalho Ortigão citeert die Nederlandse vrouwen typeerde als “twee omvangrijke benen, plus twee benen aan de schouders van gebloemde, mouwloze jurken”. Dat Rentes de Carvalho in zijn titel refereert aan Nederland als een land waar “die andere God” woont, is in deze context van belang. In Zuid-Europa is de zondagse kerkdienst - naast aanleiding om vrouwelijk schoon te bewonderen - een stuk luchtiger. Levensvreugde (in plaats van het chronische gebrek eraan) wordt gezien als geloofsbelijdenis. Een viering van het leven, is een viering Gods. En dus concludeerde Rentes de Carvalho vijftig jaar geleden dat de Latijnse god wel een andere moet zijn dan de Nederlandse:
“Ik begrijp niet waarom in Nederland het geloof van zulke ontstellende vreugdeloosheid is. Zo loodzwaar. Zo somber. Waarom ze overal en te allen tijde in zo een drukkende mate aanwezig moeten zijn. Waarom ze slechts besproken mogen worden met een zwaartillendheid die in zijn overdrijving, in zijn absoluutheid zich ontleent tot een godsvrucht waar wij niet aan kunnen tippen”
Bij het lezen hiervan zag ik direct de moderne dominees voor mij: journalistieke collega’s op het Mediapark en driftig tikkend voor hoofdstedelijk gevestigde dagbladen en grachtengordelblaadjes. Journalisten die nog altijd menen dat het gebruiken van gewichtige woorden je argument ook zwaarder (en dus serieuzer) maakt. Waag het dan ook om een inhoudelijk argument op te vrolijken met een woordgrapje, een typering of überhaupt iets van plezier in je werk of de Spielerei van het schrijven door te laten schemeren. Zo heb ik eerlijk waar soms boze mails en twittermentions mogen ontvangen van mensen omdat ik potdomme zat te lachen op de radio of TV. Wat zit u nou stom te ginnegappen, mejuffrouw! Over een serieus onderwerp als de politiek!
De journalist behoort als een bezorgde vader over zijn leesbril te kijken. De journalist laat zich voor de profielfoto (of nog beter: een eigenpijperig interview in een heus magazine) fotograferen met een vuist onder de kin poserend voor een kast met leatherbound books, waarbij “toevallig” de Ilias & Odysseus recht in het zicht staat en als het even kan ook nog een boekje van eigen hand. De gevierde journalist schrijft loodzware, donkergrijze essays vol namedropping van mensen die wél ooit originele ideeën hadden. De intellectuele journalist kijkt verzuchtend en gepijnigd uit het raam vanuit zijn grachtenpand op zoek naar een Weltschmerz die hij in zijn vrije, progressieve en rijke leven helemaal niet heeft verdiend, maar wiens gewicht hij zo graag wil vóelen en belijden.
Voor degenen die nog niet voldoende beeld hebben: Hans Teeuwen, dames en heren
Het zijn randvoorwaarden die vreugdeloze mopperboomers zoals Bas Heijne als “intellectueel” kunnen voortbrengen, dichters als Ilja Leonard Pfeiffer, of redacties zoals die van NRC, de meest steile belijders van Nederland. Mensen die door elkaar niet keihard worden uitgelachen als ze sans ironie op de nationale radio zeggen dat Sigrid Kaag (D66) “misschien wel meer dan ik weet… over sommige dingen”.
Hij zegt het écht 🤡🤡🤡
Waar dichter Ilja Pfeiffer zijn ijdelheid in ieder geval nog duidelijk verpakt in opzichtige Jack Sparrow bijouterie, vermommen Mediapark-sjamanen zoals Heijne hun ijdelheid vals bescheiden in dit soort veelzeggende bijzinnetjes (want jezelf te openlijk op de borst kloppen wordt in Nederland óók weer niet gewaardeerd).
Nog vileiner in het publieke debat, is de ruimte die wordt gegeven aan zogenaamde “partijprominenten” (karteldinosaurussen, doorgaans uit de stallen van CDA, D66, PvdA, VVD en GroenLinks) die hun electorale corvee verpakken in een “maatschappelijke analyse” waarbij ze het meest integere hoofd opzetten die de (vooral weinig gebruikte lach-) spieren toestaan, om op bezorgde toon in de meest deftige termen politieke opponenten op de meest ranzige manier te besmeuren.
Het zijn dan ook precies deze mensen die u het ene moment plechtig de les lezen, maar met hetzelfde gemak weg zullen zetten als onderontwikkeld, dom, tokkie of wappie als u niet al hun pleidooien direct voor zoete koek slikt. Als u er anders over denkt, dan beperkt de zelfreflectie zich steevast tot “misschien moet ik het nog een keer (of beter) uitleggen”. De kiezer die naar voren komt uit wetenschappelijk onderzoek, is veel redelijker dan de kiezer zoals die wordt afgeschilderd in Nederlandse columns, reportages en achtergrondverhalen.
Alleen is dat geen prettige boodschap voor mensen die zó tevreden zijn met hun eigen denkbeelden, dat ze er onevenredig meer inspraak voor terug willen krijgen. Je hebt er in zo een geval baat bij om een deel van de kiezers of burgers af te schilderen als dom, onvoorspelbaar en zelfs als gevaar voor de democratie - omdat dan het volgende argument kan zijn dat Mensen Die Zoals Jou Denken meer gewicht in de democratische schaal zouden moeten krijgen. Een “opvallende” verkiezingsuitslag (lees: alles wat te veel afwijkt van de centrumlinkse meerderheid) wordt gezien als een “ruk naar rechts”, of een “overwinning van het populisme”.
Hij zegt het écht 🤡🤡🤡
Deze reflex - immer aanwezig maar sterker geworden sinds Brexit, Trump en ons eigenste Oekraïne-referendum - is veelzeggend. Het laat zien hoe weinig ervoor nodig is om vrome intellectuelen over hun theewater te laten gaan. Dankzij social media wordt zelfs pijnlijk duidelijk hoe laag het kookpunt ligt. Zo kan het verkeerd vallen van een lunchwijntje in het weekend resulteren in een Twitter-tirade richting Telegraaf-journalist Wierd Duk. Want Wierd Duk, díe is pas bevooroordeeld. Sterker nog, het is een ordinaire tiranvergoelijker!
Waar Bas Heijne staat, kunt u op de meeste andere dagen ook PG Kroeger lezen
Elke composure laat men dan plotsklaps varen. Het vederlichte incasseringsvermogen verraadt een diepe - en terechte - onzekerheid over het eigen intellectuele gewicht. Toch moet u niet denken dat ze het voor zichzelf doen, nee nee: tegen beter weten in doen ze het voor u! Om de wereld beter te maken.
Of, zoals Rentes de Carvalho een halve eeuw terug al schreef:
“Een belangrijk deel van de Nederlandse bevolking lijkt bezeten door de drang de wereld te verbeteren. Het komt me zelfs voor dat in bijna elke Nederlander een diepgewortelde zendingsgeest huist, wat hem in de omgang soms minder aangenaam, om niet te zeggen onuitstaanbaar maakt“
Toch zien we vooralsnog in het Mediapark een gecondenseerde versie van Nederlandse onhebbelijkheid. Een onhebbelijkheid die we allemaal tot op zekere hoogte hebben, en waaraan ik mij ook ongetwijfeld zo nu en dan schuldig maak. Het zijn dan ook niet deze menselijke poldertrekken (die wat duidelijker worden tijdens verhitte maatschappelijke discussies zoals die over het klimaatprobleem) die media zo onuitstaanbaar maken. Het is vooral de mate van navelstaarderigheid.
De misvatting dat wat de journalisten, opiniemakers en zenderbaasjes zien als belangrijk gelijk staat (of vooral Dient Te Staan) aan wat de gemiddelde Nederlander belangrijk vindt. Alleen een land wat zichzelf wijsmaakt het allemaal zo goed geregeld te hebben, is er geestelijke ruimte om het bespreken van dagelijks badkamerbanaliteiten “taboedoorbrekend” te vinden. En dus krijg je narcistische muppets met een menstruatievest (zodat “mannelijke Kamerleden het ook kunnen voelen”), door redacteuren gesteund in de illusie dat dit een nationaal gespreksonderwerp waardig is.
Ik ook Thomas, ik ook.
Het is een opvallende schizofrenie: enerzijds moeten belangrijke zaken zo serieus en zwaar mogelijk zijn (kijk maar eens naar Duitsland, daar praten ze twee uur lang heel gewichtig met elkaar over Grootse Zaken!), maar als het luchtig moet, wordt het meteen hysterisch luchtig. Dan moet er een polonaise worden gelopen, dan gaat de smurfenhouse aan en moet er “lekker gek” worden gedaan. Nooit zal ik vergeten hoe ik voor Nieuwe Revu in een Texaanse hangar van Lockheed Martin stond tussen stomverbaasde Amerikaanse parelkettingen toen bij de onthulling van de eerste Nederlandse F-35 om 11:00 ‘s ochtends was besloten dit te vieren met DJ Sunnery James z’n boem-boem-muziek. Overigens was daar BBB-frontvrouw Mona Keijzer ook present, die het als destijds staatssecretaris Economische Zaken met de duimpjes omhoog allemaal “ohw-sjum” vond.
In de keuzes voor onderwerpen uit dit Dr Jekyll and Mr Hyde-deltawerk tussen “serieus” en “luchtig” zich in het klakkeloos rechtvaardigen van alledaagse nietsnutterigheid, door het te koppelen aan Grootse Wereldproblematiek. Want dan mag het wel. Het luchtige wordt echter steevast te serieus, en het serieuze ridicuul. Of om wederom Rentes de Carvalho aan te halen in wat hij observeerde over de Nederlandse pers:
“Sommige berichten en commentaren hebben veel weg van dorpsroddel, vaak wordt, bij gebrek aan beter, een willekeurige figurant zonder formaat of allure gebombardeerd tot nationale persoonlijkheid - wat dan altijd nog wil zeggen persoonlijkheid op zijn Hollands, bij voorkeur een bezonnen type met wie je alle kanten op kunt en die te allen tijden in staat is een gelegenheidsgezicht op te zetten.
Deze tendens is misschien het duidelijkst in de weekbladen, waarvan de meeste artikelen uitsluitend bedoeld zijn als lekkernij voor het selecte groepje ingewijden, terwijl de overigen hun zoveelste frustratie krijgen te verwerken omdat ze geen deel hebben aan deze intellectuele bohème.
Of er worden, onder de naam ‘polemiek’, ettelijke pagina’s besteed aan modieuze schijngevechten op papier: een Peter-Jan die vanaf zijn knusse derde verdiepinkje verkondigt dat Mathijs, omdat die geboren is in de straat waar hij geboren is, nooit en te nimmer de draagwijdte van de Cubaanse suikeroogst zal beseffen, waarop Mathijs, ook niet bang, Jan en de zijnen meer hersens hadden de wereld geen gruwelen zoals in Vietnam hoefde te tolereren,enzovoort. Aldus het wekelijkse voer voor de incrowd van pirouettenmakers wier hoogstandjes de burger bang moeten maken.”
Terwijl de bovenmodale balletdansers pirouettes om hun eigen as draaien, is het nog maar de vraag wie ze hiermee proberen te overtuigen - anders dan zichzelf. Deels vermoed ik dat de overmatige media-aandacht voor klimaatproblematiek en de activisten die deze (nog meer) op de politieke kaart proberen te zetten een soort zelf feliciterende geprojecteerde trots is. De oude garde herkent zichzelf in de demonstrerende jongelui, want zij - toch ooit ook ideologies maatschappelij-kritiese aksie journalist - liepen vroeger ook mee in de anti-kernwapenprotesten. Wat het geouwetakkebos over het (soms onterechte, soms meer dan terechte) hypocrisie-verwijt vooral laat zien, is dat het predikt voor een steeds kleinere parochie van (naast ikzelf en u als lezer van dit briefje) talkshowgevoelige politici, ophef-allergische woordvoerders en twitterverslaafde journalistieke collega’s.
Buiten deze bubbel is zijn er weinig mensen die een fuck geven over hoe de dagblad-hoofdredacties verwijten aan demonstranten proberen te policen. Soms zie je een glitch in het Mediapark Matrix ontstaan wanneer boze werklui uit busjes stappen op de A12 omdat ze ook gewoon naar hun werk willen - en even laten zien hoe de IRL man in de straat écht over dit onderwerp denkt. Of wordt naarstig naar de zelfgebakken keramische kralenkettingen gegrepen bij het zien van tracteurs op het Binnenhof. Dan maant het anonieme NRC commentaar haast paniekerig iedereen weer normaal te doen en de “vlag weer recht te hangen, ON! van de buis te halen en Twitter op te schonen.”
De wereld die af en toe door de kieren doorsijpelt, dat Nederland, is zoveel meer dan een verzamelig domrechtse, klimaatontkennende en intimiderende brultokkies. Het gretig omhooghouden van de haattweets van de zoveelste @JanLul574834939 in een wanhopige poging het tegendeel te bewijzen is doorzichtig. Het wordt gezien in de wereld buiten de mediabubbel waarin men zich - en volgens mij niet geheel onterecht - óók zorgen maakt over de staat het van klimaat, maar net zo goed over zaken als migratie, inflatie, woningmarkt en zorg (20 - 30% van de kiezers geven deze thema’s aan als belangrijk, volgens IPSOS).
Precies met het niet (willen) zien van deze wereld - los van de evenzo hilarische als sporadische Gewone Mensen Safari - en geen oprechte interesse (willen) tonen, doen veel journalisten vooral zichzelf te kort. Het maakt zaken onnodig zwaar, een kwestie van Leven of Dood, Goed of Fout, tot je op een gegeven moment buiten je eigen ideologische stam alleen nog maar hel en verdoemenis kunt zien. Wat dat betreft wijkt het hoofdredactioneel commentaar van de Volkskrant of NRC zich qua heilige verontwaardiging niet af veel van de zoveelste schimmelige pennenvrucht van De Dagelijkse Standaard.
Wanneer je elke maatschappelijke discussie reduceert tot een goedkoop vonkenspel tussen de twee hoefijzer-uitersten, wordt de aanmaakvloeistof vanzelf oneerlijkheid. Het kan immers alleen maar echt knallen als je de tegenstander tart door diens argumenten de facto weg te zetten als niet ter zake doende. Als je bepaalde onderwerpen vermijdt omdat ze anders “Die Ene Politicus In De Kaart Spelen”. Of als je op voorhand uitgaat van kwaadaardigheid, door selectief te shoppen in Wob-documenten uit coronatijd en hiermee screenshottend op social media je gelijk te halen. Dit kun je niet reduceren tot een product van een dominerend centrumlinks wereldbeeld in medialand. Vanuit de zonnige zuidrand van Europa zie ik vooral een bijproduct van diepgeworteld donkergrijs cultureel calvinisme.
De kerk heeft in Nederland zijn deuren gesloten, maar de media-elite heeft het collectebakje van de doempredikende dominee in haar hart gesloten. En haar luidste gebed is een amechtig verweer tegen vaak zeer terechte hypocrisieverwijten, in een poging om bij anderen de reinheid te bewaken boven de vreugde.
Nederlanders die reeds vele dingen bezitten en verwoed proberen het weinige te verwerven dat ze nog niet hebben, lijkt het maar aan één ding te ontbreken.
Een subtiel en niet fabriceerbaar quid: levensvreugde
José Rentes de Carvalho (1972)
Feitelijk lid worden maar geen creditcard? Er kan ook via iDeal worden geframed:
Uiteraard is een meer vage financiële band in de vorm van donatie ook mogelijk: